De Protestantse Kerk aan de Kapelstraat te Heeze is een markant en herkenbaar gebouw. Tegenover het bekende cafe "De Zwaan", en met een rechte weg richting kasteel, neemt deze kerk een prominente plaats in het dorp in. Iedereen die in Heeze komt, ziet het gebouw staan. Deze kerk staat er nu ruim honderd jaar, maar daarvoor stond er ook op dezelfde plek een kerk. De geschiedenis van deze kerk is sterk verbonden met het kasteel, en ook met het dorp Heeze. De kerk is een karakteristiek gebouw, dat opvalt en het heeft een rijke geschiedenis.

1458

De oudste gegevens over de kapel komen uit een cijnsboek van het kasteelarchief. In 1458 deed Philip van Home een schenking aan de kerkmeesters van Heeze, "omme te hulpen van der tijmeringe van der selve kerkcke ende oick te hulpen om een chor te maken an die capelle teymerick". Als tegenprestatie moest er ieder jaar een "jaergetijde over de siele van de heren van Horne met heure gesellinen" gehouden worden.

Een andere aanwijzing dat de kapel op Eijmerick al heel lang bestaan heeft, is de datering van de luidklok, 1451. In het oud rechterlijk archief van de Heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten komen we vaak tegen dat de kapel als belending of plaatsaanduiding van percelen grond gebruikt wordt. Het is dan steeds de "capelle tot Eijmerick" of "Eymericker capel''. Als andere namen die ooit gebruikt zouden zijn voor dit gebouw vonden we o.a. Antonius kapel en capelle sinte Joannis. Een schepenakte uit 1606 bevat de tekst "Inder parochie van Heeze tot Eymeryck om trent der capelle gelegen".

1648

Met de vrede van Munster in 1648 kwam het huidige Noord Brabant bij de Staten van Holland en werd de RK godsdienst niet toegestaan. De kerken werden genaast en ook de Heezer kapel kwam in beheer van "die van het nieuwe geloof". Aan het eind van de 17de eeuw wordt de kapel goed ingericht voor de kerkdiensten. Hoewel in die begintijd de meeste protestanten bij de grote kerk woonden was er kennelijk toch behoefte aan een kerkgebouw aan de andere kant van het dorp. De bewoning van Heeze ging zich steeds meer concentreren richting kasteel. Uit die tijd stamt de gedateerde preekstoel (1691) en ook werd er toen een bank gemaakt voor de protestantse kasteelbewoners.

In de loop van de 18de eeuw raakte de oude parochiekerk steeds meer in verval en deze was op den duur niet meer bruikbaar voor kerkdiensten. Ds. Gijsinck deed uitgebreid verslag van de neergang van dit gebouw in het notulenboek van de kerkenraad. Onder protest van de mensen die aan de Ven woonden werd besloten voortaan kerk te houden in de kapel.

Bij iedere kerk hoorde een school. Zo ook in Heeze, waar zowel aan de grote kerk als aan de kapel een school verbonden was. Van die aan de kapel zijn er een hele ris schoolmeesters bekend die naast deze functie ook koster, voorlezer en voorzanger in de kerk waren. School werd er gehouden in het koor aan de kapel, een ruimte die later ook dienst deed aJs vergaderruimte van de gemeenteraad.

Een belangrijk interieurstuk in de kapel is het rouwbord ter nagedachtenis van Reinoud Diederik baron van Tuyll van Serooskerken, de tweede heer van Heeze uit die familie. Reinoud overleed in 1784 en werd eerst in de parochiekerk begraven maar zijn weduwe vroeg kort daarop om een grafkelder in de kapel te mogen inrichten. Daar werd Reinoud en later twee van zijn zoons bijgezet. Bij de nieuwbouw van de kapel in 1906 werd het graf geruimd en werden de stoffelijke resten overgebracht naar het op het kerkhof aan de Holeweg ingerichte familiegraf.

Na de omwenteling, aan het eind van de 18de eeuw, drong de RK bevolking er op aan dat de kerken weer teruggegeven moesten worden. In 1798 kwam er een staatsregeling die bepaalde dat het kerkgenootschap met de meeste aanhang de kerkgebouwen in bezit kreeg. Beide kerkgenootschappen in Heeze hebben onderhandeld over de zaak, maar konden het niet eens worden. Toen in 1801 de staatsregeling kracht van wet kreeg en de zaak nog niet geregeld was visten de roomskatholieken achter het net. Erg rouwig hoefde de parochie er niet over te zijn, want de staat van de kerkgebouwen was slecht. Bovendien was de kapel vee! te klein om daar kerkdiensten te houden.

Aan de kapel was de gevangenis gebouwd. Het vreemde is dat het gebouwtje bezit was van een baron van Tuyll. Het was gebruikelijk dat het gevang zich onder de kerktoren bevond. Maar in Heeze is er jaren lang een gevangenis geweest in het kasteel.

In de jaren 1824 en 1828 zijn er door de Heezer burgemeester A.J. Deelen herstellingen gedaan aan de kapel. Het ging in verband met de Belgische onlusten erg moeizaam. Belangrijke grondstoffen ervoor moesten uit de zuidelijke Nederlanden komen en dit was door de afscheidingsperikelen van onze zuiderburen onmogelijk geworden.

1859

In 1859 sloeg de bliksem in de kerktoren en omdat er geen brand uitbrak volgde er een jaren durend geharrewar met de verzekeringsmaatschappij. Bij de herstellingen van de schade werd er in de bol van de toren een perkament gestopt met daarop de tekst:
"op heden den 16. July 1860 is in eene koperen buis op een stuk perqament ter grootte van deze kopy geplaatst het volgende opschrift:
Gallina apposita a Domina nobilissima Barona de Tuyll de Serooskerken toparesia de Heeze Leende et Zesgehuchten nata 84 annorum de buis is geplaatst in den bal onder het kruis".

Het perkament is in 1906 teruggevonden en wordt nu bewaard in het kerkarchief.

Ten tijde van de Franse revolutie heeft het er nog even om gespannen. Ds. Gijsinck doet verslag van de onlusten rond de kapel. Onder het motto Vrijheid Gelijkheid en Broederschap was er onrust ontstaan. Zo ook rond de kerken. "Den 3 februari 1795 onse ingesetene een vrijheidsboom willende planten trokken naderrniddag open luijdden braaf de klokken van beijde de kerken Bij welcke gelegendeijd in den avond de capel geplonderd wierd, veele banken en een tafel aan stukken gebroken, van 4 armesakjes twee vernield, de kussens van particuliere op twee na aan flarden gesneden en geplukt, alleen de kerkboeken waren in het kastje gesloten en sijn dus vrij geraakt. Twee Franse soldaten die rnen om de plegtigheijd van Eindhoven ontboden en gehaald had, dit werk vernemende, hebben het gestuit".

1902

 Met de komst van S.J. baron van Tuyll van Serooskerken naar Heeze in 1902 is er veel veranderd. Niet alleen in en rond het kasteel, maar ook op kerkelijk terrein. Al aan het eind van de 19de eeuw waren vader en zoon van Tuyll al druk doende om orde op zaken te stellen. De predikantsplaats van de Hervormde Gemeente Heeze Leende was in 1895 vacant geworden met het vertrek van ds. Troostenburg de Bruijn. Pogingen om een nieuwe predikant aan te trekken strandden o.a. door het ontbreken van een goede pastorie. De jonge baron nam de taak van kerkvoogd op zich en in de Kapelstraat werd een ruime pastorie gebouwd. Het is het huis geweest met het spitse dak en het jaartal in de gevel. Later was hier het wit-gele kruis gevestigd en toen het in 1997 afbrandde stond het bekend als hotel Koenen.

In het jaar dat baron Van Tuyll naar Heeze kwam werd ook predikant dr. Daniel Plooij beroepen. Plooij was gehuwd met Beatrix Hendrika Wilhelmina Gunning, de dochter van ds. E.B. Gunning, predikant te Oostem. In 1905 was ds. Gunning president van de Algemene Synode der Ned. Hervormde Kerk.

Baron Van Tuyll nam al spoedig het initiatief om de kapel grondig te restaureren. Uit meerdere archiefstukken blijkt dat ds. Plooij zich ook actief bemoeide met de kerkrestauratie. Oorspronkelijk was het de bedoeling de kapel te restaureren. De Synode drong er op aan dat het kerkgebouw oveel mogelijk in zijn oorspronkelijke toestand behouden moest worden. Toen in 1905 de aannemer eindelijk zijn werk kon beginnen bleek echter al gauw dat de muren zo bouwvallig waren dat het onverantwoord was de werkzaamheden volgens de plannen te Iaten doorgaan. De architect liet de kerkenraad weten dat ook de muren gesloopt moesten worden. Hij begrootte de meerkosten op 3.739,94 gulden. Dat was ongeveer 75% van de oorspronkelijke begroting. Een grote tegenvaller. Baron Van Tuyll kwam onmiddellijk in actie. Binnen een maand kon ds. Edling, secretaris van het Provinciaal Kerkbestuur, de kerkvoogdij al berichten dat de nieuwe plannen, de subsidie en de aanbesteding waren goedgekeurd. Toen gevraagd werd de bedragen uit te betalen kwam het bericht dat men de volgende documenten moest overleggen:
1. Eene verklaring dat op het werk geen sterken drank is gebruikt, tijdens tot heden uitgevoerde werken.
2. De polis van assurantie van het kerkgebouw.
3. Eene verklaring van den bouwkundige dat het werk zooverre is gevorderd dat de aannemer de eerste termijn van betaling kan worden uitgereikt.

1947

In de tijd dat dominee Kremer hier predikant was is het eerste orgel aangeschaft. De kosten hiervoor werden door gemeenteleden opgebracht. Op de oude foto's die in de consistorie hangen is er een glimp van dit orgel te zien. Het was tot die tijd de koster die als taak had het gezang in te zetten tijdens de kerkdiensten. We kunnen ons voorstellen dat dit niet altijd even fraai ging. De toenmalige koster vond het kennelijk een goed idee want hij droeg met een relatief hoog bedrag bij in de kosten. Bij de nieuwbouw in 1907 is dit orgel van de hand gedaan.

Al in 1947 werd er een orgelfonds in het leven geroepen om te trachten een vervanging te vinden voor het eenvoudige huisorgel dat de zang in de kerkdiensten ondersteunde. Het orgel dat in de tijd van Ds. Kremer was aangeschaft voldeed kennelijk niet meer en was van de hand gedaan. Op de kerkinterieurfoto's die voor de afbraak van 1906 zijn gemaakt is er nog een gedeelte van te zien.

De mensen van de orgelcommissie hebben heel wat werk moeten verzetten om de zaak rond te krijgen. Evert Timmer, de zoon van de laatste tuinbaas op het kasteel, was de karrentrekker van dit project en Jan Kempe was de man van het orgelfonds. In 1952 was het zover dat er een contract voor de bouw van het orgel getekend kon worden en op zaterdag 9 mei 1953 kon het orgel officieel in gebruik genomen worden. Een veertig jaar later kwam er bij een aantal organisten de wens om de mogelijke uitbreiding van het orgel te realiseren. Hiervoor werd een werkgroep gevormd die zich tot doel stelde door het geven van concerten en via giften en dergelijke de gelden hiervoor bijeen te brengen. Na een aantal jaren was er zoveel bijeen gebracht dat de organistenwens in vervulling kon gaan. De uitbreiding van het orgel werd half december 1995 gevierd met een uitvoering van de organiste Lidia Monroy-Jonker.

1961

In de geschiedenis van de kapel is 1961 een belangrijk jaar geweest. Het beste kunnen we dit illustreren door een artikeltje aan te halen dat ds. Bakker schreef in het Hervormd Kerkblad voor Eindhoven en omgeving van juli 1961, n.a.v. de noodzakelijke restauratie van het interieur van de Hervormde Kerk in Heeze.

Een wens was o.a. een uitbreiding van het aantal zitplaatsen en de aanleg van een wc. Ook de kerkverwarming met een kachel was niet optimaal. Ds. Bakker deed een beroep op de lezers financieel bij te dragen aan de restauratie. Wat hij niet noemde was dat in 1957 het 50 jaar oude uurwerk van de kapel vervangen was door een hyper modern synchroon uurwerk. Evenals in het begin van deze eeuw het geval was, werd dit geleverd door de firma Eysbouts in Asten. Omdat vele Heezenaren profijt van het uurwerk hadden werd besloten via een huis aan huis collecte een bijdrage te vragen. De opbrengst van deze inzameling dekte voor meer dan de helft de kosten.

De restauratie van 1961 had heel wat voeten in de aarde. De kosten waren begroot op  24.000,- gulden. Een bedrag waar men behoorlijk tegenop zag. Wanneer we lezen dat op 13 oktober 1962 de gemaakte kosten de 52.000,- gulden al gepasseerd waren, dan kan men zich voorstellen dat de kerkvoogden nog wel eens wakker gelegen zullen hebben. Allerhande instanties, bedrijven en personen werden aangeschreven om mee te helpen de restauratie tot een goed einde te brengen. Zo werden de kerkvoogdijen in heel Nederland gevraagd een kleinigheid bij te dragen. Vele kerkelijke gemeenten toonden zich solidair met de kleine protestantse gemeenschap in Brabant en gaven gehoor aan de oproep.

Waardoor liepen de kosten zo uit de hand? Zoals gebruikelijk bij bouwwerken was ook hier te laag begroot. Alleen de kosten van de verwarming en de nieuwe banken bedroegen al 19.000,- gulden. Tijdens de restauratie kwam men erachter dat het dak van de kerk en het torentje hoognodig vernieuwd moesten worden. Ook werd op het laatste moment besloten het orgel een grote opknapbeurt te geven en het uurwerk van verlichting te voorzien. Een andere belangrijke verbetering was dat de houten vloer vervangen werd door tegels. Allemaal zaken die de kosten onhoog joegen. Eind december was het zover dat de gerenoveerde kerk gereed was en in aanwezigheid van vele prominenten, ook van buiten Heeze, werd op 21 december om half acht 's avonds de kerk officieel weer in gebruik genomen.

1982

In het voorjaar van 1982 kwam de kerkvoogdij met een probleem te zitten. De heteluchtverwarming die in 1961 was aangelegd had het begeven en het deskundige advies was een modern systeem voor verwarming van de kerk te kiezen. Een warmwaterverwarrning met pijpen onder de banken. Bij de heteluchtverwarming werd er buiten de kerkzaal, in een aan de kerk gebouwde ruimte waar zich nu het keukentje bevindt, een installatie gebouwd die lucht die uit de kerk werd aangezogen verwarmde en weer de kerk inblies.

Om de kosten betaalbaar te houden werd het stoute plan opgevat het interieur van de kerk meteen op te knappen, maar dan met eigen mensen. Er was in de gemeente zoveel deskundigheid aanwezig en de mensen hadden veel vrije tijd, dat moest dus lukken! Allereerst moesten de banken uit de kerk vcrwijderd worden. Er kwam een hoogwerker in de kerk om het plafond en de muren te kunnen schilderen. Bijna iedere avond brandde er licht in de kerk en waren er gemotiveerde mensen aan het werk.

Tussen de kerkzaal en de consistorie zit een glas-in-loodwand. Aan de kerkzijde is die in 1961 al afgedekt en twintig jaar later werd de andere kant bedekt. Ook werd toen de deur tussen de kerk en de consistorie naar de andere kant van de preekstoel verplaatst. Op verzoek van Lammert van Uythoven zijn de spreuken op de balken, die in 1961 onder een verflaag waren verdwenen, weer te voorschijn gehaald. Hiervoor werd de verflaag verwijderd en de ruimte buiten de letters met penseeltjes opgehaald. Een monnikenwerk, zo hoog in de kerk. De ruimte waar de verwarmingsinstallatie stond ging dienst doen als ruimte voor de nieuwe verwarmingsketel en er werd een keukentje gebouwd. Na deze opknapbeurt werd het heel normaal dat zo veel mogelijk karweitjes door eigen mensen werden gedaan.

Sinds het kerkgebouw een Rijksmonument is en de kerk aangesloten is bij Monumentenwacht wordt er ieder jaar een onderzoek gedaan naar de conditie van het kerkgebouw. Mensen van deze wacht zijn een dag bezig om overal in en buiten het gebouw naar gebreken te zoeken. Van hun bevindingen wordt een rapport gemaakt waarin de ernst van de gebreken wordt gekwalificeerd. De kerkrentmeesters hebben met dit rapport in de hand een goede leidraad wat er gedaan moet worden en wanneer. Op een kwade dag werd de ernst van slechte toestand van de glas in lood ramen duidelijk aangegeven. Veel gebroken ruitjes en kapot lood. Restaureren was de boodschap. Men dacht een goede leverancier gevonden te hebben in Belgiƫ. De ramen werden opgeknapt, maar Monumentenwacht constateerde onvolkomenheden. Er werd een kunststof voorzetraam geplaatst, maar dit zat te dicht op het glas. Reclames bij de leverancier mochten niet baten.

2005

De grote restauratie van 2005 heeft een voorgeschiedenis die ons terug voert naar het jaar 1996. In dat jaar werd vastgesteld dat het uurwerk en de luidinstallatie aan vernieuwing toe waren. Door de kerkrentmeesters werden diverse, naar men aannam, deskundigen ingeschakeld die de oplossingen moesten aandragen. Het eindresultaat was dat de nieuwe luidinstallatie in de fabriek wel werkte, maar niet in de toren. De klok bewoog nauwelijks, maar de toren zwiepte heen en weer. Het advies was de klok niet luiden. De kerktoren bleek grote gebreken te vertonen. Er is toen door de kerkenraad besloten een bouwcommissie te benoemen bemand door mensen die ook overdag tijd hadden. De commissie heeft in overleg met Monumentenzorg, Monumentenwacht en de Gemeente Heeze Leende besloten een ervaren aannemer uit te nodigen en opdracht te geven goed uit te zoeken wat er allemaal aan het gebouw mankeerde, hiervan een rapport en begroting van kosten van herstel te maken. De taak van de bouwcomrnissie was ook de benodigde gelden bijeen te brengen.

De belangrijkste onderdelen van deze restauratie zijn de herstellingen aan de toren en de ramen. Verder werd o.a de bliksemafleiding volgens de regels hersteld en het leien dak onderhanden genomen.

De luidklok

De luidklok is in 1451 gegoten door de Astense klokkengieter Jan van de Diesdonck. We mogen aannemen dat dit voor de Heezer kapel is gedaan. Het oude klokje laat nu al meer dan vijf en een halve eeuw opgewekt haar heldere stem horen.

De klok diende niet alleen voor de kerkdiensten, maar had ook een maatschappelijke functie. Zij gaf de tijd aan en was een alarminstallatie bij brand en andere calamiteiten. Ze heeft ook een heel moeilijke tijd meegemaakt. In de oorlog hadden onze oosterburen het ook op de kerkklokken gemunt en ook dit klokje kon de dans niet ontspringen. In 1943 werd de klok afgevoerd om vergoten te worden tot oorlogstuig. Hoe het gekomen is vertelt de geschiedenis niet, misschien omdat ze zo klein is, of zo oud? Maar in 1948 ontving de kerkvoogd S.J. baron van Tuyll van Serooskerken bericht dat de luidklok opgedoken was. De baron heeft het kostbare kleinood zelf in Venlo opgehaald en de klok was op het kasteelterrein te bezichtigen door de burgerij voordat ze weer in de toren werd gehangen.

Lijst van predikanten vanaf 1902

Dr. Daniel Plooij 1902-1909
Wouter Adrianus Eerdbeek 1909-1920
Johannes Willem Addink 1920-1948
Jacob van Benthem 1948-1955
Geert Eerkens Bakker 1955-1962
Joan Agatho Heldring 1962-1970
Hendrik Johannes de Ridder 1970-1976
Comelis Maats 1977-1998
Elly Elisabeth Nort 1998-2002
Ben Frits van Veen 2003-2010
Mirjam van Nie 2011- heden